01-03-2014
Stadslandbouw is in. Als hippe Rotterdammer kan je niet voor de dag komen als je geen moestuintje hebt of op je balkon allerlei kruiden en groenten verbouwt. In de stad worden braakliggende terreinen, plantsoenen en daken omgevormd tot akkers, moestuinen en stadsboerderijen. Die ontwikkeling biedt een enorme kans voor Rotterdam. Maar die kans gaat verloren als stadslandbouw een zacht knuffelbeertje wordt en geen tanden ontwikkelt.
Stadslandbouw op zich is nog geen vooruitgang. We kunnen meer landbouw de stad in brengen door industriële vervuilende en dieronvriendelijke varkensflats in de stad te bouwen. Maar andere vormen van stadslandbouw kunnen juist een mooie basis
vormen voor een lokale, duurzame en sociale economie waarin Rotterdammers grip krijgen op hun eigen leven.
Door onze parken te beplanten met fruit- en notenbomen, door onze plantsoenen in zelfbeheer te gebruiken voor buurtmoestuinen of door kleding te vervaardigen van de wol van stadsschapen, verkleinen we onze ecologische voetafdruk. We vervoeren dan minder voedsel over lange afstanden. De kap van oerwouden voor het land waar onze groenten anders op geteeld zou worden, kan dan stoppen. En er kan dan weer meer land vrijkomen voor de bevolking die in die gebieden in armoede moet leven.
Minder slaaf van de markteconomie
En wij Rotterdammers worden minder slaaf van de geglobaliseerde markteconomie als we hier een levendige lokale economie ontwikkelen, die stevig geworteld is in die sector die voorziet in de meest fundamentele levensbehoefte, voedsel. Dan kunnen we in Rotterdam beter voor onszelf en voor elkaar zorgen in tijden van crisis, of die nou veroorzaakt wordt door een hypotheekcrisis in Amerika of door toekomstige stijgende wereldprijzen voor voedsel en olie.
Stadslandbouw voor alle Rotterdammers
We moeten ervoor zorgen dat stadslandbouw niet gebruikt wordt om Rotterdammers uit te sluiten van het land waarop en waarvan zij leven. D66 wethouder Alexandra van Huffelen heeft veel betekend voor de groei van stadslandbouw in Rotterdam. Alle lof daarvoor. Maar zij riep ook op tot een meer ‘zakelijke aanpak’ zodat we stadslandbouw uit de ‘hobbysfeer’ kunnen halen.
Met dergelijke taal moeten we uitkijken. Het lijkt teveel op een neoliberaal ideaal van stadslandbouw. En daarvoor moeten stukken land in Rotterdam in handen komen van individuen (en dus niet van alle Rotterdammers). En die individuen zitten op stedelijke grond die relatief duur is. Zij zullen producten leveren die voor de meeste Rotterdammers niet betaalbaar zijn. Daardoor krijgen vooral Rotterdammers met geld toegang tot het land. En de mensen die getroffen worden door een crisis, nu of in de toekomst, worden uitgesloten.
Het verbouwen van voedsel om te voorzien in ons leven is geen ‘hobby’. Het wordt een hobby als het op een commerciële manier tot een exclusief luxeproduct gemaakt wordt. Stadslandbouw mag geen knuffelbeertje worden voor iedereen die zijn of haar politiek met een groen sausje op wil dienen.
De basis voor een duurzame, sociale economie
Stadslandbouw kan ons Rotterdammers meer vrijheid geven of nog meer onteigenen. Het kan alleen helpen als het tanden laat zien en ons oncomfortabel laat voelen over onze economie van hebzucht en uitsluiting. Het kan alleen helpen als stadslandbouw de basis vormt voor een andere, duurzame en sociale economie in Rotterdam waarin iedereen weer grip krijgt over het eigen leven.
Dan moeten we buurtmoestuinen in zelfbeheer kunnen gebruiken. Dan moeten gekapte bomen vervangen worden voor fruit- en notenbomen, waar iedereen van kan genieten. En dan moeten armoedebestrijdings-projecten land tot hun beschikking krijgen, zodat mensen die het meest behoefte hebben aan een aanvulling van hun wekelijks budget, zelf gezond voedsel kunnen verbouwen. Daar is geen neutraal geknuffel voor nodig, maar politieke moed.
Rutger Henneman woont in het Oude Noorden, is voorzitter van de Stichting Vredestuin en initiator van de Gandhituin. Als SP-kandidaat staat hij op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart.