Op zoek naar de ziel
van een door skitoerisme ontzielde plek,
op bergschoenen in de sneeuw,
begeef ik me over verborgen paden:
weg van daar…
Daar, in het lawaai van oppervlakkigheid
en oorverdovende decadentie,
daar dwingen wij onze aanwezigheid af
met ontboste skipistes,
energie slurpende sneeuwmachines,
schreeuwende dranktenten
en patserige SUV’s.
Daar is de sneeuw bruin.
Daar dwaalt de wind.
Daar treuren de bomen.
Hier…
hier valt niks af te dwingen.
Hier wordt je gedoogd.
Groot is het voorrecht
toegelaten te worden
tot deze wereld van betoverde stilte.

Groot is het voorrecht
ontvangen te worden
door de rijkelijke glooiingen van het valleitje,
door de zuivere galm van het stille bos,
door een vogeltje dat me voorbijkijkt,
door de boomwortels waarop ik mag rusten,
door de maagdelijke sneeuw
waarin ik mijn voetstappen mag zetten
naast die van de konijnen en gemzen.
Groot is het voorrecht
geaccepteerd te worden
door deze wereld
aan de andere kant van de werkelijkheid.
Hier, over verborgen paden
loopt niemand behalve ik,
de konijnen en de gemzen.
Hier dartelt mijn ziel
speels met die van hen.
Hier mag ik met hen op pad zijn.
Zij weten dat ik er ben.
Zij ontvangen mij.
Machtig is de stille erkenning
in de ogen van de gems
die me op vijf stappen
welkom komt heten.

Hier in deze andere wereld,
waar de tijd anders loopt,
wonen de bergen.
Hier woont de zon.
Hier wonen de lichte luchten van de hemel.
Hier woont de wind.
Hier heeft de ziel van deze plek
haar toevlucht genomen.
Zij fluistert en vertelt me
dat ik moet doen wat ik doe,
dat als ik van de bergen hou,
ik me moet onthouden van het skigeweld;
dat als ik dicht bij haar wil zijn
ik de strijd moet leveren
in heel mijn leven
om haar te redden.
Toch ook fluistert en vertelt zij mij
dat zij groter is en machtiger
dat zij ouder is en ouder wordt
dan de kleinzielige afdruk van onze voeten.
Zij zal alles wat wij haar aandoen weerstaan.
En wanneer er geen mens meer is,
zal zij vertederd glimlachen
bij de pogingen die wij hebben gedaan
om haar te redden.
Daarom fluistert en vertelt ze mij
dat ik moet doen wat ik doe
dat in de strijd voor haar ziel
ik dicht bij haar ben.
Ik stap door de muur van betovering
de parkeerplaats op, het lawaai in,
met zekere vaste tred
de wereld tegemoet
de andere wereld in mijn hart.
Ik weet weer.
Ik weet weer
waar ik vandaan kom,
waar ik naartoe werk
en waar ik naar terug keer.
.
© Rutger Henneman